Columns

De oranje telefoon.

“Mama, ik weet iets”, zegt Pietje Withaar tegen zijn moeder. “Wat weet je dan jongen?” zegt zijn mama. “Ik weet iets over opaatje, mam maar ik durf het niet zo goed te zeggen omdat ik niet weet waarom ik het weet”. Moeder moet lachen. Je hoeft niet bang te zijn Pietje, je mag alles tegen je moeder zeggen. “Vertel me nou maar gewoon wat je graag kwijt wilt”. Wees niet bang.

Pietje haalt een paar keer heel diep adem, en slikt een keer. “Mama, ik weet dat opaatje dood gaat”. Moeder kijkt Pietje aan, ze kijkt een beetje geschrokken. “Lieverd, opaatje gaat ook wel een keertje dood, dat klopt wel maar hoe kom je er nou bij dat hij nu doodgaat?”. “Ja, morgen gaat hij dood” fluistert Pietje. “Lieve schat, doe toch niet zo raar”, zegt moeder. Hoe kom je daar nou bij? “weet ik niet” zegt Pietje, “ik dacht dat zomaar”.

Pietje is heel bang dat moeder boos wordt maar dat gebeurt gelukkig niet. “Maak je geen zorgen alles komt goed”, mama aait Pietje over zijn bol. Vergeet het nou maar gewoon, het was waarschijnlijk gewoon een nare gedachte dus er is niets om je zorgen over te maken. Opaatje is kerngezond dus die kan nog wel een paar jaar mee ook al is hij al oud.

Pietje Withaar vindt het best moeilijk omdat hij denkt dat zijn moeder hem maar een gekke jongen vindt. Gelukkig is moeder lief en is niet boos op hem geworden. Pietje gaat buiten spelen met zijn buurmeisje en vergeet al snel wat hij aan zijn moeder heeft verteld. Sinds hij bijna verdronken is heeft hij wel vaker dat hij zomaar dingen zegt die hij voelt en niet weet waarom hij ze voelt.

Als de volgende dag is aangebroken zit Pietje voor de kachel te spelen met een kleurboek. Hij tekent de prachtigste dingen en kleurt de mooiste kleuren. Moeder zit op de stoel naast de kachel en bezig met het breien van een trui. Een rode met zwarte strepen. “Ring ring”, de oranje telefoon naast moeder op een tafeltje rinkelt twee keer. De telefoon is knaloranje. Zo oranje dat het bijna pijn aan je ogen doet. Het is een hele grote telefoon. “Triii…”, moeder heeft de telefoon opgepakt. Ze houdt de felgekleurde hoorn tegen haar oor. “Hallo, met mij”, zegt de moeder van Pietje die nooit haar naam noemt. Pietje kijkt naar moeder en luistert mee. “Ja?, NEE!, ah nee, ach wat erg!”. Pietje weet het al....Zijn moeder kijkt heel verdrietig en in haar ogen ziet hij tranen. Als moeder de hoorn weer op de haak heeft gelegd staart ze naar de oranje telefoon. “Is opaatje? Is hij? Is hij dood mama?” stottert Pietje. “Ja, lieverd opaatje is overleden”. “Maar mama hoe kan dit nou, hij was niet eens ziek!”. “Zie je nou wel snikt Pietje, hoe wist ik dat nou?”. Moeder weet het ook niet precies.

Soms weten mensen dingen. En die weten ze dan zomaar zonder dat ze weten WAAROM ze dat weten. Dat kan soms wel eens griezelig of eng zijn. Maar soms kan het ook heel handig zijn. Pietje begrijpt het niet goed. Pietje wil graag snappen waarom hij wist dat opaatje zou overlijden. Hij voelde dat gewoon. Zoals je soms “voelt” dat iemand boos, verdrietig of juist heel erg blij is. “Lieve Pietje, het is niet leuk dat Opaatje overleden is, maar eigenlijk wist jij het al”. “Soms moeten wij gewoon geloven wat we voelen:” Vaak kun je vertrouwen op wat je voelt omdat je het echt voelt. Diep in je hart of diep in je lichaam. Je mag altijd luisteren naar je eigen gevoel Pietje want misschien is het niet “gewoon” maar jouw gevoel klopte wel. Moeder kan het ook niet verklaren…Ze kijken allebei naar de grote oranje telefoon, als naar een zon die ondergaat.